Ondanks dat het socialisme vandaag de dag nauw verbonden is met de strijd voor vrouwenrechten is dit niet altijd zo geweest. Tegenwoordig weten activisten als Malala Yousoufsai en wetenschappers als Angela Davis en Sheila Rowbotham socialisme en feminisme heel goed te combineren, maar in de late negentiende en vroege twintigste eeuw moesten socialistische vrouwen niets hebben van het ‘burgerlijke’ feminisme. Zo beschuldigde de socialiste Henriette Roland Horst de feministische organisatrices van de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898 ervan dat zij vrouwen een ‘strik’ aan het voorspannen waren. De organisatrices zouden vrouwen namelijk verleiden om te strijden tegen de man in plaats van tegen de bourgeoisie. Nadat de socialistische vrouwen zich rond 1905 apart van de Sociaaldemocratische Arbeiderspartij (SDAP) gingen organiseren, werden ook zij verdacht van het voeren van een ‘sexe-oorlogje’. Bovendien waren organisaties voor vrouwen volgens sommige socialisten niet nodig, aangezien de strijd voor vrouwenrechten parallel zou lopen met de strijd voor het socialisme. De socialiste Mathilde Wibaut sprak dit tegen en gaf juist aan dat vrouwen zich zowel als vrouw en als arbeider moesten bevrijden. Door propaganda op de juiste momenten slim in te zetten wisten de socialistische vrouwen kritiek te pareren en de spanning tussen socialisme en feminisme op te lossen.
Mathilde Wibaut richtte in 1905 een van de eerste socialistische vrouwenorganisaties op, de Amsterdamsche Sociaal-Demokratische Vrouwen-propagandaclub, en in 1908 de landelijke koepelorganisatie, de Bond van Sociaal-Democratische Vrouwenclubs. Het doel was om door het verspreiden van propaganda ‘onbewuste’ arbeidersvrouwen zouden worden overgehaald om actief te worden binnen de SDAP. De vrouwen van de Bond hadden ook eigen politieke punten waar zij de aandacht op vestigden. De strijd voor het algemeen vrouwenkiesrecht zou in het propagandablad van de vrouwenclubs, De Proletarische Vrouw, een van de belangrijkste terugkerende onderwerpen worden. In de propaganda die de clubs in De Proletarische Vrouw verspreidden zijn de spanningen te zien tussen de ‘burgerlijke’ vrouwenrechtenbeweging en het socialisme. Een maand voor de Internationale Vrouwendag van 1912 had de felle tegenstandster van de Bond, Suze Groeneweg, de Bond ‘een levend verwijt’ genoemd aan de partij: maakte de SDAP zich namelijk niet al voldoende hard voor vrouwen? In het nummer van De Proletarische Vrouw die verscheen op de Internationale Vrouwendag verweerde de Bond zich tegen de op hen geuite kritiek. Op de voorpaginaprent werden zowel een man als een vrouw afgebeeld die samen een banier vasthielden met daarop de tekst ‘Algemeen Vrouwenkiesrecht’. In de begeleidende tekst schrijft de redactie dat het voor de Bond niet de bedoeling is ‘om in den klassenstrijd de vrouwen van de mannen te scheiden, maar om de vrouw den afstand te doen inhalen, die zij achter is bij haar mannelijken kameraad.’ De strijd voor het vrouwenkiesrecht was een strijd van de gehele klasse, man en vrouw.
Vier jaar later, in 1916, hadden de vrouwen van de Bond al heel wat vooruitgang geboekt in de strijd om het kiesrecht. Maar toen bleek dat wel het algemeen mannenkiesrecht, maar niet het algemeen vrouwenkiesrecht was opgenomen in de nieuwe ontwerp-grondwetsherziening verhoogden de socialistische vrouwen weer de druk. Op de Internationale Vrouwendag van april 1916 bracht De Proletarische Vrouw weer een themanummer uit met op de voorpagina een veelzeggende grote prent. Op de prent staat een man die een vrouw helpt een rots te beklimmen met de tekst ‘Algemeen Vrouwenkiesrecht’. In de beschrijving van de prent schrijft de redactie van De Proletarische Vrouw het volgende: ‘Daar is de steile ros, die beklommen moet worden. … Bij dien tocht is het de man, de bewuste arbeider, die de vrouw steunt.’ Het kiesrecht mocht voor de ene helft van de arbeidersklasse dan wel binnen handbereik zijn, de strijd van de bewuste arbeiders was niet voorbij zolang de arbeidersvrouwen het kiesrecht nog niet bezaten. De acties van de Bond – op de Internationale Vrouwendag werden ook nog eens duizenden manifesten verspreid door speciaal opgezette ‘straatpropagandaclubs’ – zorgde er mede voor dat de SDAP direct het algemeen vrouwenkiesrecht zou eisen van de regering.
Door het klasse aspect in hun propaganda te benadrukken bleven de vrouw
en van de Bond trouw aan het socialistische beginsel van een verenigde arbeidersklasse en aan de onafhankelijke strijd van de vrouw. Propaganda hielp bij het wegnemen van de oppositie wegnemen tussen feminisme en socialisme: de strijd voor vrouwenrechten kon blijkbaar heel goed samengaan met socialisme. De Bond balanceerde op een koord, en door propaganda op de juiste manier in te zetten kon de balans worden bewaard.